In de afgelopen week verkenden we de Hoge Atlas tot aan de Sahara. Het was de spreekwoordelijke kers op de taart, want we hadden al een heerlijke tijd gehad aan de kust en gingen om onze tijd in Marokko af te sluiten het binnenland in, waar we de meest prachtige plekken bezochten. De Hoge Atlas, Ouarzazate, Aït-Ben-Haddou, de Todra Kloof en de Sahara stonden op onze planning en het beloofde een prachtige rit te worden, maar we hadden wel één iets om rekening mee te houden. De tijd was voorbij gevlogen en uiterlijk acht april moesten we bij de grens zijn, want dat zou onze negentigste dag in Marokko zijn en daarna zou ons visum verlopen. We hadden dus behoorlijk wat kilometers om af te leggen. Gelukkig was de route die we aflegden zo mooi en divers, dat het geen moment voelde alsof we moesten rijden, maar meer voelde als een avontuurlijke ‘camper-expeditie’. Ik neem je mee langs de toeristische highlights, de niet-geplande parels van plekjes en spontane ontmoetingen met gastvrije locals.
Sidi Kauoki was onze eerste én laatste stop aan de kust in Marokko. Vanaf hier begon onze ‘camper-expeditie’ het binnenland in, maar natuurlijk niet zonder nog even langs de Carrefour in Essaouira te rijden voor nieuwe granola én onze nieuwe lieveling: de kant-en-klare falafel-mix. Daarna begon de rit van vier uur naar het bergdorpje Sti Fatma. Ik klaag niet graag over de warmte, wetende dat het kwik in Nederland nog steeds niet boven de twaalf graden uitkomt, maar het was zó ongelofelijk warm in de auto. Een airco hebben we niet en uit de blowers kwam een windje even warm als de buitentemperatuur, dus we dropen weg van onze stoelen, zo warm was het. Op een bepaald moment accepteerden we het zweten maar gewoon en probeerden we er het beste van te maken met af en toe een koud colaatje.
De magische Hoge Atlas met besneeuwde bergtoppen lag er even mooi bij als vorige keer en we waren op slag weer verliefd, vooral ook omdat de hoogte van de bergen wat verkoeling bracht. Het was groener dan ons vorige bezoek in februari (toen had het nog niet geregend) en er stroomde zelfs een rivier door het dal. Onze eerste bestemming in de Hoge Atlas was dit keer Sti Fatma, op aanraden van een gids die we ontmoet hadden in Sidi R’bat. Hij had niets teveel gezegd, want de groene valleien tussen de droge bergen met in de verte besneeuwde bergtoppen waren magisch mooi.
Sti Fatma
Sti Fatma is een populaire plek voor tours vanuit Marrakech. Het was hier de eerste keer, en zeker niet de laatste, dat we de toeristenbusjes overal zouden tegenkomen. We wandelden dus samen met vele andere toeristen naar de watervallen van Sti Fatma. De lokale mensen die langs het wandelpad wonen hadden goed ingespeeld op de toeristenstroom. Naast het pad waren overal kleine restaurantjes en winkeltjes met souvenirs tot op het punt waar we door een soort zelfgemaakte medina liepen. Niet bepaald onze favoriete wandelroute, maar aan het einde van de route werd het (gelukkig) toch nog een beetje avontuurlijk en moesten we over wat rotsen heen naar boven klimmen om bij de waterval te komen.
De waterval zelf was prachtig. Helaas konden we er niet zwemmen, maar de kracht van het vallende water zorgde voor een koud windje en koelde ons al genoeg af. We liepen naar beneden en trokken onze zwemkleding aan om in het riviertje te gaan zwemmen bij de camperplaats, maar dat viel flink tegen. Het water was ijskoud. Niet gek natuurlijk, als de rivier ontstaat door de sneeuw die hoog in de bergen smelt, maar daar hadden we even niet over na gedacht. Het grote voordeel was dan weer wel dat het water drinkbaar was. Even twijfelden we, maar toen iedereen rond zonsondergang met lege flessen naar het riviertje kwam, wisten we genoeg. We probeerden een glaasje ‘bergwater’, waarna we besloten onze watertank maar opnieuw te vullen, want het water was een stuk schoner dan het ‘chloor-water’ dat we op de camping in Sidi Kauoki hadden bijgevuld.
De volgende ochtend werden we wakker in een enigszins vreemd tafereel. Er stond een man naast onze camper met een katapult steentjes te schieten naar de overkant van de rivier. Verbaasd en nog steeds een beetje slaperig keken we waar hij op schoot. Het mysterie loste zich meteen op toen we de bomen zagen bewegen. Er was een groep Berberapen aan de rand van het dorp. Ze speelden in de bomen en lieten zich vallen op de rieten daken van de restaurantjes aan het riviertje. Ik probeerde wat foto’s te maken, waarop de man met de katapult zo vriendelijk was om een tijdje te wachten voordat hij ze weg zou jagen. We genoten van de spelende aapjes in de bomen terwijl we ons ontbijtje aten.
Tizi N’Tichka bergpas & onze privé oase
We hebben de afgelopen maanden geweldige ritten gemaakt en door de meest mooie landschappen gereden, maar de rit van Sti Fatma naar de Anti-Atlas overtrof ze allemaal. In een paar uur rijden zagen de landschappen compleet veranderen. We begonnen in de groene vallei van Ourika, waarna we het landschap al snel droog en rotsachtig zagen worden. We klommen via een slingerweg omhoog en zagen de roodachtige rotsen veranderen in hoge stijle zwarte rotspartijen. Dit bleek later de Tizi N’Tichka bergpas te zijn.
Na het oversteken van de bergpas daalden we snel naar weer hetzelfde rode rotsachtige landschap, maar ditmaal met traditionele Berberdorpen aan de oevers van de beekjes.
Al snel verdwenen de waterbronnen en daarmee de dorpjes. We waren nu écht in de Anti Atlas. We stopten, klommen een heuvel op en realiseerden ons dat in de tientallen kilometers om ons heen niets te vinden was. Het was een hele bijzondere ervaring om omringd te zijn door de stilte. Én de warmte.
Het was niet uit te houden en schaduw was niet te vinden in dit lege landschap, dus we reden snel door naar een plekje van ‘P4N’ waar een oase zou moeten zijn. Na even zoeken vonden we het prachtige plekje dat aan een zijweg van de hoofdweg lag. We hadden een privé oase en konden afkoelen in het water, dus we konden ons geluk niet op. De rest van de middag maakte we ons druk met niks en kwamen we bij van de prachtige bergrit. Nijs vond een schildpad en ’s avonds speurden we de sterrenhemel af op zoek naar een komeet die vlakbij zou moeten passeren.
Ait Ben-Haddou
De dag erna hoefden we maar een klein stukje te rijden naar onze volgende ‘Marokko-must-see’: Ait Ben-Haddou. Ait Ben-Haddou is één van de vele traditionele Berberdorpjes in de omgeving die gesticht zijn op de routes van de handelskaravanen. Aït Ben-Haddou is een het bekendste dorpje van al deze pareltjes, want dankzij de schilderachtige ligging op een heuvel en goede bereikbaarheid is het dorp het decor van vele films en series. Geen van de deze heb ik gezien, maar ik begrijp de filmmakers wel, want het stadje is sprookjesachtig mooi.
We wandelden, zoals iedereen, door het stadje heen en werden, zoals ook bij iedereen, belaagd door de vele verkopers die hier een souvenirwinkeltje hadden. We wandelden naar de top voor een prachtig uitzicht over het dorpje en vonden het toen wel weer leuk geweest. Het begon warmer te worden en de toeristen stroomden binnen, dus we besloten weer richting de camper te lopen. Onderweg terug kochten we, na een harde afding-strijd, een leuk kleedje voor in de bus én haalden we een ijsje, want soms moet je jezelf een beetje verwennen toch.
’s Middags stond op de planning om de stad Ouarzazate te bezoeken. Het bleek een tegenvaller, want er was weinig bijzonders te zien en de toeristische plekken waren zo toeristisch dat we het niet aandurfden. Ook het meer waar een verlaten filmset zou moeten liggen, bleek een tegenvaller. Het was zo ongelofelijk warm en zwemmen was verboden in het stuwmeer, omdat het de drinkwatervoorziening van de mensen in de omgeving. We besloten uiteindelijk om een stukje terug te rijden en naar een oase te gaan.
Oase de Fint
De omgeving van Ouarzazate is onwijs toeristisch. Daar waren we al enigszins op voorbereid, dus we waren niet verrast door de hoeveelheden busjes met de letters ‘transport touristique’ bij alle highlights. Waar we wel verrast van waren, was dat we toen we de oase van Fint in reden en we geen enkele ‘transport touristique’ tegenkwamen. We konden het bijna niet geloven, want de prachtige oase van Fint ligt niet ver van Ouarzazate en in verschillende blogs hadden we over deze oase gelezen. We hadden verwacht de toeristenbusjes en restaurantjes bij het water aan te treffen, maar niets was minder waar. Via een onverharde weg van twee kilometer daalden we af naar deze mooie vallei omringd door hoge rotsen. Aan de ene oever lag iets van het water lag een dorpje, aan de andere oever, waar we uiteindelijk parkeerden, stond slechts één andere camper en lag een Berberdorpje wat zo goed als verlaten was. Een waar paradijsje met één obstakel. We moesten de rivier oversteken om er te komen. Tot onze grote verbazing was het een makkie en zonder enige moeite reed ons ‘Craftertje’ over de rivierbedding van kiezelstenen heen.
We parkeerden de camper vlak naast het riviertje en gingen meteen het water in. Niet dat je er echt lekker kon zwemmen, maar op sommige plekken was het net genoeg om een ‘dipje’ te nemen. De campingstoelen in het ondiepe water werkte ook goed tegen de hitte, maar uiteindelijk gaven we ons gewonnen en verplaatsten we naar de schaduw, waar we een klein middagdutje deden. Of althans, probeerden te doen. Door de hele vallei klonk namelijk het geluid van trommels. We speculeerden wie het zouden kunnen zijn en vermoeden een band bij een restaurant of een tour. Het antwoord vonden we toen we einde middag door het verlaten dorpje liepen en een heuvel op klommen voor het uitzicht. Je raad nooit wie er aan het trommelen waren. Twee jongetjes hadden van afval een heus drumstel gebouwd boven op de heuvel en trommelden al de hele middag terwijl ze uitkeken over de hele vallei. GALMEN Het maakte me een verdrietig dat zij geen normaal speelgoed of een speelplek hadden om mee te spelen, maar tegelijkertijd kon ik ontzettend genieten van de vindingrijkheid van de kinderen en de geweldige plek die ze hadden gekozen om hun drumsessie te houden.
De mooiste inzichten krijg je op de meest onverwachte momenten en schuilen in de meest simpele dingen, zoals de drumsessie bovenop de berg. Het dorpje had nog meer voor ons in petto. We hadden de dag erna namelijk brood nodig, dus besloten het dorpje aan de overkant in te lopen op zoek naar een winkeltje. Die was er dus niet. Het enige wat we aantroffen, waren een paar auto’s die wat spullen verkochten en één busje met groenten en fruit. Er was hier natuurlijk geen winkeltje, want de mensen hier zijn `allemaal zelfvoorzienend. We vroegen toch nog even aan de groenteman of we ergens brood konden halen, waarop hij een lokale dame aansprak. Ze sprak goed Frans en wij ondertussen een beetje, dus ze nam ons mee naar haar huis in het dorpje. Kun je je voorstellen dat je in Nederland hoort dat er toeristen zijn die iets nodig hebben en je ze dan meeneemt naar jouw huis, om dan vervolgens thee te zetten voor hen en alle lekkernijen tevoorschijn te halen? En dat terwijl het Ramadan is en je zelf niet mag eten. Ik ook niet. We waren wederom overdonderd door de enorme gastvrijheid van de prachtige mensen in dit land en zo dankbaar dat wij deze lieve dame en haar hele familie mochten leren kennen. Want iedereen kwam natuurlijk nieuwsgierig kijken naar welke twee ‘vreemdelingen’ er op de binnenplaats van het aardewerken huis waren beland. Soms voelen we ons een soort ‘circusattractie’, maar we kunnen het de mensen die in zulke afgelegen dorpen wonen niet kwalijk nemen dat ze nieuwsgierig zijn als er ineens een blonde reus van twee meter en een vrouw zonder hoofddoek mét neuspiercing door je dorp lopen. Wij zien deze momenten altijd als een prachtige kans om weer meer te leren over de cultuur, de mensen en hun levenswijze.
We hadden het geweldige idee om midden op de dag te gaan rijden. Zweten deden we toch wel als we in de camper zaten, dus we konden net zo goed midden op de dag gaan rijden, zodat we in ieder geval nog iets hadden aan de ochtend en de avond. We reden dus ’s middags twee uur verder door het droge landschap met zowel links als rechts lagen bergen op de horizon.
Todra kloof
Einde middag reden we de Todra kloof in, een andere van dé toeristische highlights tijdens de klassieke twee weekse Marokko rondreis. De weg door de kloof was gevuld met straatverkopers, hun koopwaar en natuurlijk de toeristen uit alle uithoeken van de wereld. We reden door de kloof heen en parkeerden de camper iets daarbuiten, bij de start van de wandeling die we de dag erna wilden gaan maken.
Ver voor ons bezoek aan Marokko wilde ik al graag naar de Todra kloof. Nijs was hier al eerder geweest en had goede herinneringen aan de plek, dus deze mocht zeker niet aan onze binnenland trip ontbreken. Extra leuk was dat we bij de Todra Kloof een wandeling konden maken. De volgende ochtend gingen we ervoor, de wekker ging vroeg en we hadden de avond ervoor de bergschoenen al uit de achterste bak in de ‘garage’ gehaald, zodat we de warmte van de dag voor konden zijn.
Het was ontzettend bijzonder om door dit landschap te wandelen, maar verder vonden we de wandeling een beetje tegenvallen. Het eerste deel van de wandeling was alleen maar stijgen. Ik had gelezen dat de wandeling startte met een ‘rustige klim’. Geloof me, de klim was alles behalve rustig. Oké, het pad steeg redelijk rustig omhoog naar de bovenkant van de kloof, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Vermoedelijk door de hoogte (de Todra vallei ligt op 2000 meter boven zeeniveau en vanaf daar stijg je in korte tijd nog 300 meter) was het een zware tocht, maar eenmaal boven op het plateau was het uitzicht prachtig. De wandeling ging een lang stuk over de rotsachtige vlakte en na een uur wandelen betrapten we ons erop dat we het een beetje eentonig vonden worden.
Gelukkig kwamen we al snel nomaden tegen die hier in de bergen leefden. Het was bijzonder om ons in hun ‘leefgebied’ te bevinden en een gek idee hoe twee zulke verschillende werelden elkaar kruisen.
Toen we eenmaal weer afdaalden naar de kloof zagen we het droge landschap veranderen in een groene oase. We vonden een prachtig plekje bij de rivier, waar we de dagen daarna steeds naartoe gingen om lekker af te koelen in het water.
Na de wandeling hadden we eigenlijk bedacht om verder te rijden, maar iets in ons wilde toch nog even blijven. Dus dat deden we, want we hadden dan wel een planning, maar die was natuurlijk niet té strak ingedeeld. De rest van de middag deden we overigens niet te veel. We namen een douche in de rivier en wasten onze kleren, wat ontzettend leuk was om te doen. Het zit ‘m in de kleine dingen!
De Todra Kloof is een ontzettend goede plek om te klimmen. Al lang hadden we dit op ons lijstje staan, maar steeds kwam het er niet van, tot deze dag. We reden ’s ochtends langs een kantoortje waar we voor dezelfde middag een cursus klimmen konden boeken. Dat was zeker geen ‘once in a lifetime experience’, want we vonden het zo ontzettend gaaf om te doen dat we onze diploma’s willen halen. Al vrij snel mochten we, op dat de gids de route uitzette na, helemaal zelf aan de slag. Of dat kwam omdat wij het goed oppakten of de gids vanwege de Ramadan het erg zwaar had in de brandende zon, weet ik niet zeker, maar één ding weet ik wel, we genoten met volle teugen en kloppen als berggeitjes de rotsen op en kwamen met een grote glimlach weer naar beneden.
Ik ben zo ontzettend blij dat we langer dan de gebruikelijke paar uur (voor toeristen) of één nachtje (voor de camperaars) zijn gebleven in de Todra kloof. De drie dagen die wij zijn gebleven zijn, zijn nog steeds te kort, maar het was genoeg om kennis te maken met de prachtige plek wanneer de toeristen weg zijn. Drie heerlijke dagen in de natuur. Van wandelen tot klimmen tot zwemmen in de rivier, het was weer een hoogtepuntje van de reis.
Lunch in Rahassi
Soms heb je geluk, en soms iets minder. We reden na de Todra Kloof weer een paar uur verder richting Merzouga. Onderweg stopten we in een stadje waar we een tip hadden gekregen om ‘Berber-pizza’ te gaan eten. We hadden er niet helemaal rekening mee gehouden dat dit stadje een stop is voor de touringcars vol met toeristen. Het was kokend heet en de zogenaamd vriendelijke mannen, die ons de weg wilde wijzen (in ruil voor een paar Dirhams) bleven ons maar volgen.. Gelukkig konden we het restaurant ‘La Baraka’ in vluchten, waar we zowel de hitte als de opdringerige locals achter ons konden laten. Het rijkelijk gedecoreerde restaurant in Marokkaanse stijl was een ervaring op zich, helaas viel de ‘Berber-pizza’ wat tegen.
Merzouga
Met ons buikje halfvol gegeten, reden we nog een half uur verder naar Merzouga, waar we aan het einde middag aankwamen. Het dorpje zelf stelde weinig voor. Later kwamen we erachter hoe dit kwam, want de toeristen die de woestijn vanuit Merzouga bezoeken, gaan rechtstreeks naar hun verblijf plek, meestal een traditioneel tentenkamp aan de rand van de woestijn.
Wij gingen op zoek naar een mooie kampeerplekje. De eerste plek die we vonden zou bij een oase moeten zijn, maar het bleek een klein waterpunt te zijn waar de lokale mensen uit de achterliggende wijk gebruik van maakten. We schuilden in de schaduw van de waterbron en zochten een andere plek. Genoeg ‘boompjes’ in de P4N-app (boompjes geven slaapplekken midden in de natuur aan), dus we besloten één van de onverharde wegen naar de rand van de woestijn te volgen. Al gauw zagen we een Nederlandse 4×4-camper, maar deze stond tot onze schrik vast in het zand. Helpen konden we niet, want we hadden nog minder een idee wat we moesten doen dan dit stel zelf. Ze waren wel zo vriendelijk om een pompje uit te lenen, waarmee we wat lucht uit de banden konden laten lopen. Dat was maar goed ook, want we kwamen zo makkelijker over de zanderige weken en de lucht in de banden was zoveel uitgezet dat het sowieso geen slecht idee was om er wat lucht uit te laten lopen. Na de banden iets leeggelopen te laten hebben deden we een poging om verder naar de P4N-plek te rijden, maar we durfden het toch niet aan, dus gingen we op zoek naar een ander plekje.
Drie keer is scheepsrecht, want uiteindelijk vonden we een geweldig plekje aan de rand van de woestijn én ook nog eens in de schaduw van een boom. Ik controleerde de weg en loodste daarna Nijs alsof we aan de ‘Dakar-rally’ meededen (eigenlijk omdat ik als de dood was om vast te komen te zitten) over de zandpaden heen naar het heerlijke plekje.
Na het project van het vinden van een slaapplekje, hadden we nog één iets wat we écht moesten doen, voordat we konden relaxen. We moesten namelijk een douche nemen, want we roken niet bepaald fris meer. Niet gek, want met meer dan vijfendertig graden in de camper zitten zonder airco en daarna op zoek moeten naar een goede slaapplek in de woestijn, wie zou er niet baden in het zweet, toch? Gelukkig was vlakbij een waterput én hadden we een draagbare douche-zak van de Decathlon (die we tot dan toe nog niet gebruikt hadden). Ik hoor je denken, water in de woestijn. Ja zeker! Blijkbaar liggen onder de zandduinen grote hoeveelheden water, dat ook nog eens drinkbaar is, omdat het door het zand gefilterd is. We voelden ons eerst een beetje schuldig, maar kwamen er later achter dat onze twee emmertjes in het niet vielen in verhouding tot wat de boeren in de oase gebruikten om hun stukjes land te irrigeren. Het was de lekkerste douche die ik ooit gehad heb.
’s Avonds beklommen we een duin en keken we naar de zonsondergang. En dat was er wel eentje hoor. Iets met kleine geluksmomentjes die je nooit meer gaat vergeten. Want we waren apetrots dat we ‘op eigen kracht’ helemaal tot aan de woestijn gereden waren. Een droom die uitkwam, waarvan we op voorhand niet eens hadden durven dromen.
Het volgende project was het maken van een kampvuur. Niet dat dat nodig was, want het was nog steeds warm buiten, maar een vuurtje maken is gewoon zo leuk en gezellig. Er was alleen een kleine kink in de kabel, er waren natuurlijk amper takken te vinden in dit droge landschap waar bijna geen enkele boom het uithield. Op het punt om de ‘hout-sprokkel-expeditie’ op te geven, vond ik grote blokken hout iets van de camper vandaan, waarschijnlijk meegenomen en achtergelaten door andere camperaars. Je had me moeten zien toen ik als een kind zo trots de houtblokken meenam en aan Nijs liet zien. We maakten het mooiste vuurtje dat we tot nu toe gemaakt hadden. Ondanks dat we alle campingspullen hebben, gaan we toch altijd op een kleedje in het zand naast het vuur zitten. Lekker knus.
Sterren kijken zat er die avond helaas niet in, want de maan scheen zo fel dat er verder weinig aan de hemel te zien was. De maan was zo helder dat het die nacht niet écht donker werd en er schaduwen zich tekenden alsof de zon aan de hemel stond. Het deed er verder niet toe, want deze plek met z’n tweetjes zo beleven was magisch.
De ochtend erna ging de wekker vroeg, heel vroeg. Al om 05:15 uur gingen we ons bed uit om de zonsopgang te bekijken boven de woestijn. Gisteravond hadden we een poging gedaan om het hoge duin te beklimmen, maar dat bleek verder dan gedacht, dus we besloten nu ruim de tijd te nemen. Bepakt met koffie, meloen, banaantjes en natuurlijk de camera klommen we omhoog. Niet bepaald een pretje, steile zanderige wanden op klimmen. Het was lang geleden dat ik zó buiten adem was geweest en ik moest, niet zo charmant maar wel eerlijk, het laatste stukje op handen en knieën klimmen omdat het zó steil was. Daarna was het tijd om alleen nog maar te genieten, want wát een uitzicht. Ik ben geen ochtendmens, helemaal niet zelfs, maar voor een zonsopgang als deze zou ik nog honderd keer mijn wekker zetten. De duinen hebben iets magisch, ook al weet je dat het maar een aantal vierkante kilometer van de Sahara is en het overgrote deel zwart en rotsachtig is.
De magie van de zonsopgang was gauw verdwenen, toen de dag begon en de aarde begon op te warmen. Rond elf uur was het al kokend heet en werden we belaagd door de vliegen. Hoe graag we ook nog een nachtje wilden blijven, het was niet uit te houden. We besloten verder te gaan en te beginnen aan de reis naar het noorden. Je leest meer in de volgende blog!
Reactie plaatsen
Reacties
Mooie blog!
Heb je toevallig een preciezere locatie van de 'P4N privé oase' net voor Aït Benhaddou? Vind hem niet in de app